Een sfeerbeeld uit begin jaren 1950 aan het station van Namen. Vooraan staat een stadsbusje (Chevrolet/Jonckheere) klaar om op de net verbuste lijn 5 een rit naar Salzinnes te verzekeren.
De Buurtspoorwegen hadden in veel middengrote steden een eigen stadsnet opgericht. Deze kwamen begin jaren 1950 in de vuurlinie te liggen.
In veel gevallen werd de tram als verouderd aanzien. Veel steden kenden in de jaren na de oorlog een grote uitbreiding. Nieuwe wijken werden in groot tempo aangelegd. Hier was echter geen plaats meer voor de tram. Als alternatief werd gekeken naar de autobus om het stedelijk net uit te kunnen breiden.
Als eerste stad was Brugge aan de beurt. Vanaf maart 1950 werden de trams op lijn 2 (St-Salvatorkathedraal-Oostkamp) als proef door autobussen vervangen. De proef zou defintief lijken want midden juli 1951 waren alle stadstramlijnen opgedoekt.
In Mechelen, Namen, Leuven en Doornik werden de stadstrams in de loop van 1952 en 1953 door autobussen vervangen. In 1958 waren alle NMVB-stadstrams in de middelgrote steden verdwenen.
Vanaf 24 mei 1950 worden de trams op de Brugse stadslijn 6 (Centrum-St-Kruis) door autobussen vervangen. De 830 is een Chevroletbusje, met een Jonckheere opbouw.
Er worden in deze periode ook nieuwe stedelijke netten gevormd, zoals in Tienen, Moeskroen en Kortrijk (1954), Turnhout, Bergen en Aarlen in 1956.
In Sint-Niklaas en Aalst waren het exploitanten die in eigen beheer een stadsnet in de grond gestampt hadden. In St-Niklaas was het de Gentse firma Michiels die vanaf april 1951 vier stadslijnen uitbaatte. In de loop van juli 1955 gaat het stadsnet - en enkele bussen van Michiels - over naar de Buurtspoorwegen.
Om al deze nieuwe buslijnen uit te baten, kochten de Buurtspoorwegen in begin jaren 1950 in snel tempo enkele reeksen stadsbusjes aan. Het eerste reeksje (111-122) dat in Brugge terechtkwam, waren Chevrolet, opgebouwd door Jonckheere. De Chevroletbusjes, waarvan er tot 1956 nog zeven reeksen volgden, zouden de typische stadsbus uit de jaren 1950 worden.