In de jaren zestig klonk de roep om een lage instap steeds harder in het Verenigd Koninkrijk. Leyland loste dit op door de lancering van de National in 1970. De motor kwam achterin te liggen, zodat het voorste deel van de bus – tussen instap - en uitstapdeur verlaagd kon worden.
De Leyland National was immens populair bij de vele dochterbedrijven van de National Bus Company. Eén van deze dochters was Midland Red South, die ondermeer deze 551 had rijden. © Dave Root.
Het sterk gestandaardiseerde model – er kon gekozen worden tussen twee lengtes en het aantal deuren - werd een succes op de Britse Eilanden.
In 1972 verscheen ook een linkse versie, die datzelfde jaar te Amsterdam voorgesteld werd.
Als motor werd voor de Leyland O.501 gekozen, die in 1979-1980 door de O.680H vervangen werd. Dit – en een gewijzigd front - werden de eigenschappen de Mark 2 (of Series 2), waarvan de productie in 1982 abrupt stopgezet werd.
In België kwamen geen Nationals te rijden, in Nederland is er wel een reeks geweest, verdeeld onder de diverse NS-dochterbedrijven.
De 5022 op het busstation te Gent St-Pieters. De reeks werd in 1991 door De Lijn overgenomen. Later verkocht De Lijn het merendeel van deze bussen door aan de TEC Henegouwen, waar ze als 3.400-3.417 door het leven gingen tot ze in de loop van 1994 en 1995 uit dienst gehaald werden.
Ook werd de National vanaf 1975 (en dit tot 1983) beschikbaar gesteld als chassis voor opbouw, dit werd de B21. Het type kwam in 1977 naar België, met een O.510 motor, en werd door Jonckheere van een koetswerk voorzien volgens de standaarden van de standaardbus type IV. De Buurtspoorwegen nam ze als reeks 5015-5037 in dienst.
Bronnen: