Op basis van het Leyland Royal Tiger Worldmaster chassis ontwikkelde Verheul in 1968 een eigen chassis, waarop een nieuw type carrosserie gebouwd werd.
De bus, die op de RAI Amsterdam van februari 1968 werd voorgesteld, is de kiem van de Nederlandse Wikipedia: Standaard streekbusstandaardstreekbus die jarenlang het buslandschap zou domineren.
Wikipedia: VerheulVerheul was in de jaren 1950 en 1960 in Nederland even gekend als bouwer van standaardcarrosserieën als Den Oudsten dat nadien werd. Na de overname van Verheul door AEC werd voornamelijk op AEC chassis gebouwd. In 1962 viel Verheul door de overname van AEC in handen van Leyland. De semi-integrale bussen kenden een grote bijval bij diverse Nederlandse bedrijven. Deze zochten steeds verder naar gestandardiseerde modellen, en hier zou Verheul op inspelen.
Het Leyland chassis waarop Verheul zou gaan bouwen stonden bekend als LV, later LVB (Leyland-Verheul Bus). Verheul plakte nadien aan de type-aanduiding ook nog de wielbasis en het motortype vast: de LVB668 was een chassis met een wielbasis van 6 meter en de Leyland O.680-motor, de LVB568 was de bus met 5 meter wielbasis en Leyland O.680 motor. Voor de koppeling werd gebruikt gemaakt van een halfautomatische pneumo-cyclic versnellingsbak.
Maar de LVB668 kon echter niet concurreren met de DAF MB200, waarop vooral Den Oudsten haar standaardbussen bouwde. Toen in 1970 de Verheul fabriek te Waddinxveen vernield werd door brand, werd de productie van integrale bussen stopgezet. Wel leverde Leyland Nederland tot in 1974 het LVB668 en LV45 chassis. Ook werd het chassis verder geproduceerd door Leyland België volgens de specificaties van de Leyland-Verheul LVB, en dit tot 1980. Leyland België ook soms de – verkeerde- aanduiding LBV aan de chassis mee. Ook werden de verkorte chassis (LVB568) meestal als LVB668 aangeduid.
Wat vinden we nu qua LVB668 terug in België? De overgrote meerderheid van de Belgische LVB668 heeft een opbouw door Jonckheere gekregen. Enkele exemplaren zijn door Van Hool en Den Oudsten afgebouwd.
Eén van de eerst geleverde LVB668 chassis kwam bij Colette uit Jupille terecht. De bus werd later door Lambin overgenomen.
Vier stuks kregen een hoekige Van Hool carrosserie. Ze werden in 1972 in dienst genomen bij de Autobus Liégeois uit Florzée. Een vijfde LVB668 die door Van Hool gebouwd werd kreeg een carrosserie van het type 340 mee, en kwam eerst bij Colette (Jupille) te rijden, en werd later de Lambin 556125.
Den Oudsten leverde in 1975 de 965284 aan STACA, een gewone standaard streekbus. De overige twee exemplaren (de Diana Cars 255114 en 255120) hebben het KLM-front gekregen en werden in 1977 geleverd.
De eerste door Jonckheere opgebouwde LVB668 chassis kwamen in 1975 in dienst bij Latour, STC Graeven en Willy De Groote. Deze hadden meestal de kenmerkende vierkantige carrosserie. Dit model zou tot in 1979 geleverd worden. Enkele kregen ook nog het meer afgeronde model mee (Monserez 362108, Verleyen 370111 en STC Graeven 758101 en 758102). Samen gaat het om 28 stuks. Om het allemaal nog wat verwarrender te maken, werd soms gewoon een plaatje met de aanduiding “Worldmaster” op het front bevestigd.
Hoewel deze Monserez 362110 als "Worldmaster" gelabeld is, gaat het toch om een LVB668. © M. Colman.
Intussen had Jonckheere in 1977 de TransCity voorgesteld. Veertien hiervan zouden op het LVB668 chassis gebouwd worden, in de periode 1977-1979. Ze hebben dus nog de kenmerken van de eerste TransCity-versie, met ronde koplampen en daartussen een grille. De eerste werd in augustus 1977 in dienst genomen door Ferry Cars (256120); de laatste in 1979 door Monserez (362110).
Door het nieuwe lastenboek van de Buurtspoorwegen kon het LVB668 chassis (o.a. door de te hoge instap) niet meer gebruikt worden; Leyland stelde in 1979 het nieuwe LFRE55 chassis voor.
Bronnen: